Gisella: “Ik begin deze podcast direct met een stelling: Weidegang of box?”
Fenna: “Ik zie het liefste een paard in de wei, dus ik kies zeker voor weidegang.”
G: “Ik heb de stelling wel heel zwart-wit neergezet, maar in de praktijk hoef je niet voor het één of voor het ander te kiezen. Er zijn een heleboel mogelijkheden wat betreft huisvesting die daartussen zitten. De vraag is altijd: Waar doe je goed aan voor je paard. Je moet een huisvesting creëren waar je het paard een plezier mee doet, maar er spelen ook andere belangen mee, zoals; in hoeverre is iets praktisch te combineren, het kostenplaatje, tijd en ruimte. Er zijn veel factoren die van invloed zijn op keuzes die gemaakt worden.”
F: “Uit welzijnsoog punt wordt nu wel gekeken naar minimale afmetingen van stallen en het aantal uren dat een paard naar buiten moet kunnen. Er wordt ook veel onderzoek gedaan en dan wordt gekeken naar hoe een paard in de natuur leefde. Paarden zijn kuddedieren en lopen, scharrelen en eten van nature de hele dag. Er is natuurlijk veel veranderd in hoe we paarden houden ten opzichte van vroeger in de vrije natuur. Het meest tegenovergestelde is individuele stalling en niet naar buiten mogen of kunnen. Daartussen zijn een heleboel verschillende soorten huisvesting mogelijk.”
G:”Er zijn maar weinig plekken op de wereld waar paarden volledig in de natuur kunnen leven en dat is ook niet alleen maar rozengeur en maneschijn, want de natuur kan ook heel hard zijn. Paarden zijn al heel lang gedomesticeerd, maar ze hebben een aantal natuurlijke behoeftes behouden, die we serieus moeten nemen willen we dat een paard zich fijn voelt en goed kan functioneren. Wat goed is voor je paard qua huisvesting, verschilt per paard, situatie en het doel met je paard.”
F: “Op mijn bedrijf staan veel revalidatiepaarden die een gecontroleerde omgeving nodig hebben om te herstellen. Dat is tijdelijk en de paarden passen zich daar vaak op aan. Het is tijdelijk, want zodra het kan wil ik ze graag zo snel mogelijk in de paddock. Als ze na boxrust naar buiten mogen, zie je de paarden echt veranderen, in hun gedrag, oogopslag en houding. Dat is echt indrukwekkend om te zien.”
Rust
G: “Veel hangt af van het individuele paard. We mogen niet zomaar zeggen dat ieder paard 24/7 buiten in een kudde moet lopen. Je kijkt voor ieder paard wat het beste is, want er zijn ook paarden die zich daar juist niet comfortabel bij voelen.”
F: “Het hangt er ook van af wat het paard gewend is. Als ze niet gewend zijn om in een kudde te leven, dan kan dat heel veel stress opleveren bij een paard. Soms moet je accepteren dat een paard niet geschikt is voor een kudde. Stress moet je voorkomen bij je paard, want dat is funest voor hem.”
G: “Jij hebt heel veel land en jouw groepen paarden bestaan uit verschillende leeftijden. Wij hebben maar zes paarden op stal en dat is al heel anders. ‘s Zomers is het gras al snel te rijk en dan zet ik ze in de paddock. Dan zijn er een paar ruinen die aardig wild spelen. Spelen vind ik prima, maar als ze zich steeds verwonden word je ook voorzichtiger. Je gunt die paarden de interactie en beweging, maar je moet ook zorgen dat ze voldoende rust krijgen. Per situatie moet je bekijken hoe je daar het beste voor kunt zorgen. Als ze niet durven te gaan liggen, doet dat ook veel met ze.”
F: “Ik kwam er zelf achter dat de veulens die bij mij in de opfok kwamen de eerste twee weken te weinig rust kregen. We hebben ze toen een aantal dagen steeds alleen in het stro gedeelte gezet en toen gingen ze wel liggen. Het kostte vanuit ons tijd en energie, maar ze kregen wel rust. Een paard doet dat niet altijd zelf.”
G: “Daarom moet er ook voldoende ruimte zijn, zodat een paard in de kudde rust kan nemen. Ze moeten elkaar op kunnen zoeken, maar zich ook terug kunnen trekken. Daarnaast moet er ook voldoende eten aanwezig zijn, want anders heerst er ook onrust. In Nederland zijn relatief weinig plekken waar zoveel ruimte is, dat paarden makkelijk in grote groepen gehouden kunnen worden. Ook belangrijk is dat er schuilmogelijkheden zijn, voor als het koud is, regent of de zon vel schijnt. Een schuilstal bouwen mag ook niet altijd.”
F: “De kwaliteit van het buitenterrein speelt ook een rol. In de winter zie ik de paarden liever op stro dan dat ze buiten moeten staan in dikke modder. Dat vraagt om investeringen om ze dan wel buiten te houden, zoals verharding en een pad. Je moet nuchter kijken naar de omstandigheden wat dan het beste is voor het paard. Helle natte of mulle paddocks, daar worden ze ook niet blij van. Ik ben echt een voorstander van een paard naar buiten, maar het verschilt per situatie.”
Topsport
G: “In de topsport zien we nu ook dat er een aantal ruiters is die hun paarden altijd buiten houden. Eerst werd gedacht dat dat niet kon, maar het kan dus wel.”
F: “We kunnen zeker welzijn en topsport combineren. Een paard mag nog steeds een paard zijn, met voldoende vrije beweging. Dan bedoel ik niet dat hij in een groep moet staan, want je moet ook nuchter naar de risico’s kijken. Er zijn heel veel mogelijkheden waarin het welzijn nog steeds te waarborgen is.”
G: “Je kunt niet zeggen dit is goed en dat is fout, maar je moet kijken naar het individuele paard. Het is fijn als ze op zijn minst een aantal uren per dag naar buiten kunnen. Voor sommige paarden werkt dat prima, andere paarden hebben misschien meer tijd buiten nodig. We moeten wel altijd blijven kijken naar manieren waarop we het nog beter kunnen doen voor het paard.”